Hoe worden zwepen correct gebruikt tijdens het rijden?
Voor vele ruiters maken zwepen evenzeer deel uit van hun imago als een rijbroek en een cap. Bij grondwerk worden ze vaak gebruikt als uitgestrekte arm en bij het rijden als steun voor de beenhulp. Tegelijkertijd kan de zweep gebruikt worden om het paard meer bewust te maken van zijn eigen lichaam. Maar niet alle zwepen zijn hetzelfde. In deze gids kun je lezen wat de verschillen zijn tussen deze hulpmiddelen en hoe je ze doeltreffend kunt gebruiken.
Waarvoor heb je een zweep voor nodig tijdens het rijden?
Het paard heeft zintuiglijke zenuwcellen in zijn huid. Dit tactiele systeem laat het paard zien wanneer, waar en welke aanraking plaatsvindt. Dit is belangrijk voor het lichaamsbewustzijn van het paard, zodat het zijn lichaamsgrenzen kent en ongelukken kan voorkomen door zijn lichaam gerichter en gecontroleerder te kunnen gebruiken.
Het tastsysteem van het paard kan worden getraind om het paard te helpen zijn evenwichts- en oriëntatievermogen te verbeteren. Om dit te doen, kun je het paard bijvoorbeeld over zijn hele lichaam aanraken met je handen of het aaien met een zweep.
Deze voorbereiding is belangrijk voor het rijden met een zweep. Want met een zweep train je het lichaamsbewustzijn van het paard op een gerichte manier. Door de achterhand kort aan te raken, wordt het paard ervan bewust gemaakt dat het zijn achterbenen „vergeten“ is.
Bovendien verfijnt een zweep jouw beenhulpen. Als het paard bijvoorbeeld niet reageert op de stuwende dij, kan de ruiter snel in een lelijke opstopping terechtkomen. Hierdoor kan het paard niet vrij ademen, maar wordt ook het bekken van de ruiter geblokkeerd en dus een ontspannen zit. Door het kort aanraken van de zweep direct achter de dij, kan het paard worden aangemoedigd om te reageren op de dijbeenhulp.
Waar zwepen niet voor bedoeld zijn:
De zweep is geen veredelingsmiddel. Het paard moet niet bang zijn van de zweep omdat die hem straft. Een zweep is, net als het gebruik van sporen, een hulpmiddel voor genuanceerde communicatie bij het werken met het paard. Om de angst van het paard voor de zweep weg te nemen, moet de zweep al in een vroeg stadium in de training van het jonge paard worden opgenomen en moet het paard regelmatig met de zweep worden geaaid.
Hoe gebruik ik een zweep op de juiste manier?
Bij het rijden met een zweep spelen zowel het wanneer als het hoe en waar een beslissende rol.
Net als bij het gebruik van sporen, maakt het gebruik van een zweep alleen een verschil als het op het juiste moment gebeurt. Daartoe moet het paard zijn been in de lucht hebben, zodat het adequaat kan reageren. Bijvoorbeeld, als het paard meer onder moet stappen, moet het corresponderende achterbeen al in de lucht zijn. Een been dat al is neergezet, kan niet verder naar voren worden gezet. Geef hiervoor een korte impuls en haal dan de zweep weer van het paard weg. Net zoals een been niet mag drukken, mag een zweep niet permanent tegen het paard gedrukt worden.
Een eerste vereiste voor het correct tappen met een zweep is de juiste positie van de losse kop. Het is het beste om het handvat aan de onderkant stevig vast te houden en de zweep losjes op uw dij te laten rusten. Een springstok wordt op dezelfde manier vastgehouden, maar wordt voor de ruiter gedragen.
Er zijn verschillende aanknopingspunten voor het gebruik van zweep:
- direct achter de dij op de flank: het achterbeen wordt steeds meer naar voren gezwenkt
- op het kruis van het paard: het paard wordt aangemoedigd zich te verzamelen door het bekken te kantelen.
- bij de schouder: voorkomt breken over de schouder, moedigt jonge paarden aan om meer te buigen.
- bij de overgang tussen hals en schouder: het paard wordt aangemoedigd de voorbenen verder omhoog te trekken over de sprong.
Welke zweep past bij mij?
Zwepen verschillen niet alleen in lengte, maar ook in elasticiteit en dus ook in gebruiksmogelijkheden.
Over het algemeen maken we onderscheid tussen:
Rijzwepen en dressuurzwepen zijn langer dan springzwepen. Springzwepen zijn ontworpen om het paard aan te moedigen zijn voorbenen hoger te trekken door kortstondig de overgang tussen hals en schouder aan te raken. Springzwepen zijn met 0,75 m relatief kort en zeer stabiel.
Dressuurzwepen en rijzwepen daarentegen zijn tot 1,20 m lang, zodat het paard ook bij het kruis kan worden geraakt. De lengte van de zweep hangt niet alleen af van de discipline waarop wordt gereden, maar ook van de grootte van het paard. Een zweep van 1,20 m kan te lang zijn voor een Duitse rijpony. Let er dus bij de aanschaf op dat de zweep precies de plaats bereikt waar je wilt tikken wanneer je hem goed vasthoudt, zonder dat de hand zijn positie verlaat.
De elasticiteit hangt af van de hand van de ruiter. Beginnende ruiters met een onrustige hand hebben meestal een stevigere, stabielere zweep nodig die niet oncontroleerbaar tegen de flank van het paard stoot. Soepelere zwepen daarentegen zijn zeer geschikt voor dressuurwerk, bijvoorbeeld wanneer het paard tot piaffe moet worden aangezet.
Zo bepaal je de juiste mate van elasticiteit van je zweep:
Gebruik geen toucheerzweep voor het rijden. Deze zijn te zacht en maken precieze hulp onmogelijk.
Om de juiste mate van elasticiteit van een rijzweep te bepalen, pak je de rijzweep bij de handgreep vast en rijdt je hem snel door de lucht. Het moet lichtjes buigen en een zacht fluitend geluid maken. Als je weer stopt, mag de zweep niet stuiteren.
Als je een zweep koopt, beantwoord dan de volgende belangrijke vragen: Hoe stabiel is de hand van de ruiter? Hoe groot is je paard? Wil je het paard alleen direct achter de dij aanraken of wil je ook het kruis bereiken voor het hogere dressuurwerk? Hoe zwaar moet de zweep voor jou zijn – je kunt kiezen tussen carbon (zeer licht) of glasvezel (stabieler materiaal).